“Omschakelen”
Op een dag kunnen er verschillende situaties voorkomen. Daarom is het belangrijk dat je kan schakelen. Denk aan een fiets die 3 tandwielen voor heeft en wel acht tandwielen achter. Wanneer je aan het fietsen bent en een berg voor je ziet! Je wilt die berg beklimmen met je fiets, dan wil je schakelen om zo licht mogelijk te kunnen trappen. Je moet doorfietsen om de ketting op het grootste tandwiel te krijgen om zo licht mogelijk te fietsen. Maar wanner je even niet trapt loopt de fiets vast en sta je stil. Dit komt omdat je snelheid nodig hebt om door te gaan. Maar als dat even niet kan sta je stil.
Dit is een uitleg vanuit een situatie die wat overzichtelijker is.
“Waarom kunnen andere mensen dit wel maar ik niet”
Er wordt veel van je verwacht op een dag. Dat je op tijd uit je bed komt, dat je onder de douche gaat, je kleding aan trekt. Je tanden poetst, ‘t ontbijt eet en onderweg gaat naar school.
Weetje hoeveel je moet onthouden om dit allemaal te gaan doen. Natuurlijk, het is elke dag weer hetzelfde, maar het hoofd van een kind met TOS werkt niet elke dag hetzelfde. Schakelen, schakelen en nog eens schakelen. Soms loopt dit vast en heb je tijd nodig om te kunnen begrijpen wat een ander met zijn of haar vraag of opdracht bedoeld.
“Dat hoofd heeft tijd nodig om het te kunnen verwerken”
Bij kinderen met TOS heeft het niet alleen te maken met dat ze het niet kunnen, maar spelen er ook andere dingen mee, bijvoorbeeld het verwerken van de informatie.
Om weer bij de fiets te beginnen;
1. Je wilt samen met je fiets de boven beklimmen.
Je geeft het kind een opdracht.
2. Bij de fiets druk je een hendel in om het tandwiel te laten schakelen.
Het kind heeft tijd nodig om de vraag te begrijpen en te verwerken. Hij/zij moet even schakelen.
3. De fiets loopt vast omdat je niet hard genoeg doortrapt.
Het kind snapt de opdracht niet en probeert hard na te denken om het te snappen.
4. De fiets staat stil.
Het kind begrijpt de opdracht niet.
5. Je probeert weer op de fiets te stappen om het nogmaals te proberen en te schakelen.
Het kind probeert het echt te snappen, maar loopt weer vast.
6. Je bent al een tijdje bezig om die berg op de fietsen, maar je geduld raakt op.
Het kind probeert het echt te begrijpen, maar de dwang van je lichaam word hoger en je voelt je boos worden.
7. Je probeert het nog eens om samen met de fiets omhoog te fietsen.
Het kind weet niet meer waar of wat de opdracht was en gaat wat anders doen.
8. Je zoekt een andere manier om de berg op te komen en je laat de fiets achter.
Het kind vraagt nog eens wat de opdracht is? Maar dit keer vraag hij/zij; wil je het uitleggen? Hoe ik de opdracht moet doen, met een visuele uitleg zodat ik kan zien hoe het moet?
9. Je gaat maar lopen want met die fiets kom je nooit boven.
Het kind snapt eindelijk wat er met de opdracht bedoelt wordt.
10. Je hebt een andere manier gevonden om je opdracht uit te voeren.
Bij een kind met TOS heeft het vaak langer de tijd nodig om de opdracht te begrijpen, het goed te kunnen verwerken en dan te kunnen uit voeren.
Tip
De tips uit dit verhaal zijn:
- Zorg ervoor dat er visueel wordt gemaakt wat je van het kind verwacht.
- Gebruik lijstjes en zorg ervoor dat je niet meerdere taken tegelijk geeft.
- Ook bij dit leer je door veel oefenen en nog meer oefenen er uiteindelijk mee om te gaan.
Dit is geschreven door Mariëlle Vermeulen, ervaringsdeskundige TOS
Reactie plaatsen
Reacties